De samenleving schrikt als wetenschappers vals spelen. Ook de directe omgeving schrikt als een collega een valsspeler is. Eigenlijk geldt dat voor de wetenschap als geheel. De effecten van fraude blijven nooit beperkt tot een individuele wetenschapper. Wat maakt iemand tot een deugdzame wetenschapper? Verschillende wetenschappers beantwoorden de vraag in 'De Goede Wetenschapper', geredigeerd door Consoli en Welters.
Kun je wetenschappers vertrouwen? De vraag doet er toe want wetenschap en techniek zijn 'drivers' voor de ontwikkeling van een samenleving in termen van welvaart en welzijn. Daarnaast wordt een wetenschappelijk oordeel gevraagd in de publieke debatarena bij vele maatschappelijke vraagstellingen. In 'De Goede Wetenschapper' komt duidelijk naar voren dat een wetenschapper nooit geïsoleerd functioneert. Hij heeft te maken met peergroups, faculteit en universiteit. Én hij staat niet los van omringende maatschappelijke instituties. Dus verwachtingen en eisen van bijvoorbeeld subsidieverstrekkers, publicatiedruk, mediadruk en andere krachten. Deze contextvariabelen kunnen perverse prikkels bevatten. Onderzoeksdoelen en onderzoeksmiddelen raken dan verstrikt. Gevolg: morele desoriëntatie.
Helpen spelregels? Helpt het alle wetenschappers een 'Eed van Hippocrates' af te laten leggen? Zoiets had de filosoof Kant met zijn plichtsethiek voor ogen. Die spelregels moeten gelden in ieder situatie. De kritiek daarop luidt dat universele spelregels niet elke complexe onderzoekssituatie kunnen omvatten. De individuele wetenschapper moet zijn afwegingen maken. Hij is geen speelbal in het krachtenspel; hij moet als spelbepaler de integriteit operationaliseren in onderzoek.
Deugdenethiek biedt ruimte voor morele flexibiliteit in contexten. Dus staat de persoonlijkheid van de wetenschapper centraal (karakter volgens Aristoteles). Hij moet zelf de institutionele 'verleiders' en 'dwingelanden' tegenwicht bieden zodat perverse prikkels hem niet beïnvloeden. Dan gelden enkele essentiële deugden volgens de inleiders: moed en rechtvaardigheid. Daaraan kun je toevoegen 'de juiste ambitie' om het streven naar een te grote ego te voorkomen. Dat kan een met de persoonlijkheid verbonden perverse prikkel zijn.
Wetenschap, wetenschapper, context en verantwoordelijkheid vormen een niet van elkaar los te koppelen vierslag. Het is een specifiek 'spel', zegt Kees Schuyt in zijn bijdrage in dit boek: een serieus en complex spel met spelregels. Het spel richt zich op het voortbrengen van nieuwe 'waarheden'. Als je spreekt over spel dan zal ook dit spel politieke zetten bevatten om machtsposities te verbeteren binnen en tussen onderzoeksgroepen. Over dat machtsspel en haar berekenende zetten spreekt niemand in dit boek. Toch kan ook dát spelelement een perverse prikkel vormen.
De wetenschappers die hun bijdrage leveren gaan in op hun visie op integriteit en vertrouwen. Ook belichten enkele onderzoekers hun persoonlijke dilemma's zoals de viroloog Ron Fouchier over 'biosafety', 'biosecurity' en de communicatie over de experimenten met het H5N1-vogelgriepvirus. Op de in de inleiding benoemde dilemma's hadden sommige onderzoekers dieper kunnen ingaan. Dat geldt ook voor hun oordeel t.a.v. nut en noodzaak van de deugdenethiek. Voor geïnteresseerden in goed en kwaad in grensvlakken van de wetenschap, is 'De Goede Wetenschapper' een aanrader.
Deze recensie van Peter van den Boom is verschenen in november 2014 bij managementboek.